The awful feeling of utter desolateness
“Daarom nam Dick Price, de zoon, me op zekere dag bij de hand. Het was zaterdag 20 februari 1847. We zouden naar tante Mary gaan en zo vertrokken we voor een lange en vervelende tocht waar maar geen einde aan leek te komen. Maar Dick deed zijn best om mijn vermoeidheid te verdrijven met valse voorwendsels en verraderlijke knuffels. Ten slotte nam hij me van zijn schouders voor een immens stenen gebouw. We passeerden enkele ijzeren poorten tot hij aan de bel trok die ik met veel kabaal hoorde klingelen doorheen alle kamers en gangen. Een man met een somber gezicht verscheen aan de deur en greep me bij de hand. Ondanks mijn tegenwringen trok hij me mee naar binnen, terwijl Dick mijn angsten trachtte te verzachten met de ijdele belofte dat hij alleen maar vertrok om tante Mary naar mij te brengen. De deur sloot zich achter hem en de klank ervan echode verder. Het was toen dat ik voor het eerst het akelige gevoel van uiterste verlatenheid ervoer”
[Henry Stanley over zijn jeugd]
John Rowlands – later Henry Stanley – woonde bij zijn grootvader toen die stierf. Een gelukkige kleutertijd kwam bruusk tot stilstand. Vader Rowlands was al langer geleden overleden en zijn moeder zag zich genoodzaakt de vijfjarige John uit te besteden bij het echtpaar Price. Maar er kwam onenigheid over het betalen van het kostgeld en de pleegouders besloten zich van de kleine te ontdoen. Hoewel Dick Price er alles aan deed om de jongen niet te verontrusten of om hem te troosten, toch verried hij hem.
Bronnen en nota’s :
- foto : Workhouse St-Asaph waar Henry vanuit zijn pleeggezin naartoe werd gebracht – afkomstig uit autobiografie.
- DOROTHY STANLEY (ed), The Autobiography of Sir Henry Morton Stanley, G.c.b, London, 1909, p10.
- Henry Morton Stanley (1841 – 1904) was een Welsh-Amerikaans journalist en ontdekkingsreiziger. Hij bevoer in 1879-80 de Kongorivier in dienst van koning Leopold II.