Categorie archief: Politiek

De oorzaken der hedendaagse weekheid (1780).

Jetzt ist es so weit gekommen…

De Duitse arts en hygiënist Johann Peter Frank (1745-1821) pleit in dit citaat voor het reguleren van al die spellen die tot onbeweeglijkheid leiden, uiteraard omdat dit de fysieke weerbaarheid van de bevolking aantastte. Zijn pleidooi hield onder andere ook in, dat de scholen lichamelijke opvoeding, gymnastiek, moesten aanbieden aan hun leerlingen. En verder moesten de staten de spellen verbieden of ten minste reguleren. Zoals Saksen bij voorbeeld, waar kaarten en dobbelen verboden was voor jongeren onder de achttien jaar.

“Men had echter niet kunnen vermoeden, dat de naneven van de ijzerharde Germanen en forsgespierde Galliërs tot een graad van verwijfdheid zouden vervallen, die nauwelijks door de Aziatische volken overtroffen wordt ;…

“Het is nu zo ver gekomen dat in de beste gezinnen alle gewone beweging is verbannen, en dat al die verschillende lichaamsoefeningen waartoe de ouderen zich nog in enige mate verplichtten, sinds twee of drie generaties zo veronachtzaamd worden … ; het kaartspel dat minder bekend is bij onze vaders, kleeft in alle steden, in alle samenlevingen, vanaf een bepaald uur in de namiddag de meeste mensen vast op hun stoelen, waarop ze tot laat in de nacht als pilaren stokstijf krom blijven zitten.

“De Overheid , die de gezondheid van haar onderdanen ter harte neemt, moet zo veel mogelijk in haar land al die spellen tegen gaan , die het lichaam in een bestendige rust houden.

De bezorgdheid voor de onbeweeglijkheid van de jeugd zou nog vaker opduiken : voor wie te veel boeken las of strips, te veel naar de radio luisterde, TV keek, computerde of zich voortdurend vastkleeft aan de smartphone. Johann Peter Frank zou misschien wel opgezet zijn met de pogingen van China in de laatste jaren om het videogamen bij jongeren aan banden te leggen.

Une tyrannie aussi barbare que gratuite. Protestantse vluchtelingen in de jaren 1680.

si le faible et l’opprimé réclamaient notre protection

“lk ben ervan overtuigd dat we ons hele leven die afschuwelijke nacht niet zullen vergeten. Het zal nauwelijks mogelijk zijn meer kwellingen te verdragen dan wij die nacht moesten doorstaan. Het was zeer koud en de nacht was volkomen duister. Het had de vorige dag aan één stuk geregend, zodat de wegen vol water stonden en onbegaanbaar waren. We zouden toch niet gedurfd hebben, uit angst te worden opgemerkt. De meeste tijd moesten we dus dwars door akkers en wijngaarden trekken, waar de grond week was en vol diepe voren. Meer dan eens zakten we tot diep over onze enkels weg in de modder, en als we de gebaande weg kozen, even diep in het water. (…) Verschillende malen kwamen we langs diepe plaatsen waar ik mij zelfs op klaarlichte dag niet gewaagd zou hebben, ook niet met een betrouwbaarder dier dan waarop jullie nu met z’n drieën zaten en dat bovendien nog de bagage torste.”

Jean Migault vertelt hier over een van zijn mislukte pogingen om Frankrijk te ontvluchten met zijn kinderen.  Zeven jaar was hij op de vlucht “als opgejaagd wild, van plaats naar plaats, alsmaar zoekend naar schuiladressen voor zichzelf en zijn kinderen”. Het geweld tegenover de protestanten deed zich voor in alle lagen van de bevolking. Het werd zonder gêne openlijker en desastreuzer naarmate de politieke en religieuze leiders dit tolereerden en legitimeerden. Wie menselijk bleef reageren in deze omstandigheden kwam in de verdrukking en riskeerde zelf het slachtoffer te worden van de ‘barbaarse tirannie’. Maar mensen, ook katholieken, hielpen toch en zonder die hulp zou de vlucht van Migault en zijn kinderen naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden niet kunnen slagen.

Tenslotte kon Migault op La Rochelle op een schip geraken. Negenentwintig dagen duurde de woelige overtocht langs de Atlantische Oceaan, het Kanaal en de Noordzee naar de Republiek, waar hij op 18 mei 1688 in Den Briel aan land ging. Hij schreef een dagboek ter nagedachtenis aan zijn vrouw die tijdens de vervolging in het kraambed stierf. En ook ter stichting van zijn kinderen. Migault was een diepgelovige hugenoot en had zelf aan den lijve ondervonden hoe levensbelangrijk de ontvangen hulp was geweest. Een aansporing voor hem en zijn kinderen om bescherming te bieden aan elke “zwakke en onderdrukte” die later hun pad mocht kruisen, op de vlucht voor een barbaarse en zinloze tirannie.

1572-Bartholomeusnacht

Bronnen en noten :

  • Illustratie Wikimedia Commons : dit schilderij van de Franse schilder François Dubois (1529–1584) stelt de Bartholomeusnacht voor, een massale moordpartij op hugenoten (Franse protestanten) die te Parijs plaatsvond in de nacht van 23 op 24 augustus 1572. In de nasleep zouden naar schatting nog twintigduizend protestanten de dood hebben gevonden. Aan de vervolging van de protestanten kwam in principe een einde door het zogenaamde Edict van Nantes. Hiermee schonk de Franse koning Hendrik IV op 13 april 1598 de hugenoten het recht op uitoefening van hun geloof. Lodewijk XIV trok dit edict in 1685 terug in, wat onder anderen Migault en zijn gezin op de vlucht dreef.
  • Journal de Jean Migault ou malheurs d’une famille protestante du Poitou avant et après la révocation de l’édit de Nantes. Uitgegeven ter gelegenheid van “la fête du refuge” in 1827 – gevolgd door een sermoen door J.HENRY over dit feest, uitgesproken op 29 okt 1826 in de tempel van Dorothéestadt (Berlijn).
  • Verdrukking, vlucht en toevlucht. Het dagboek van Jean Migault over de geloofsvervolging onder Lodewijk XIV. Ingeleid en geannoteerd door G.H.M. POSTHUMUS MEYJES, Uitgeverij Kok, Kampen, 1985.

For these poor people suffer for their master’s ambition. De vernietiging van Beieren in 1704.

We spared nothing, killing, burning, or otherwise destroying whatever we could not carry off

We stuurden vanmorgen drieduizend cavaleristen naar zijn hoofdstad München, met de opdracht om al het land in de omgeving te verbranden en vernietigen. Dit druist zo in tegen mijn natuur dat alleen absolute noodzaak me verplichtte ermee in te stemmen. Want deze mensen lijden alleen vanwege de ambitie van hun heer. Doordat er meer dan zestig jaar lang geen oorlog is geweest in dit land zijn de steden zo schoon dat ze jou zouden bevallen. Ik hoop dat je me zult geloven als ik zeg dat mijn aard eronder lijdt als ik zie dat zoveel mooie plaatsen in brand moeten worden gestoken.

[Marlborough, 30 juli 1704]

De oorlog om de opvolging van de overleden Karel II van Spanje plaatste onze landvoogd Maximiliaan-Emanuel in een moeilijk parket. Uiteindelijk koos hij voor een alliantie met de Franse koning Lodewijk XIV en diens kleinzoon Filips V, de betwiste erfgenaam van de Spaanse kroon. De Engelse generaal Marlborough bevocht hem in naam van de zogeheten zeemogendheden, waaronder de Nederlandse Republiek, in Beieren. De landvoogd was immers ook keurvorst van Beieren en wachtte daar in juli 1704 op versterking van de Franse troepen. Om hem onder druk te zetten paste de generaal een soort tactiek van de verschroeide aarde toe. Alles werd platgebrand, in de hoop dat de troepen van de vijand zich dan niet langer konden bevoorraden. Met de plundering kon hij ook zijn eigen troepen betalen : “We spared nothing, killing, burning, or otherwise destroying whatever we could [not] carry off”, zegt een van de soldaten. Wat ze wel konden dragen verkochten ze voor eigen profijt. De krokodillentranen van Marlborough doen niets af aan het leed dat de inwoners van Beieren met deze “devastation of Bavaria” te wachten stond. Te wijten aan de “ambitie van hun heer” zegt Marlborough, die zijn handen daarmee in onschuld waste.

Bronnen en noten :

  • Brief van Marlborough aan zijn vrouw, 30 juli 1704, in : WILLIAM COXE, Memoirs of John duke of Marlborough, Vol I, London, 1818.
  • Tekst van Marlborough vertaald door GIJS ROMMELSE, De Spaanse Successieoorlog (1702-1713) in : Historisch Nieuwsblad 2/2013 ; aangevuld door mezelf.
  • “We spared nothing…”, schreef een van de deelnemende soldaten – een vrouw overigens, vermomd als man, zie onder anderen bij LAURO MARTINES, Furies: War in Europe, 1450–1700, Bloomsbury Publishing USA, 2013, p144-146.
  • Jan Balliauw in zijn opiniestuk ‘Wordt 2017 even goed voor Poetin als afgelopen jaar ?’ op deredactie.be van 2 januari 2017 : “We kunnen alleen maar hopen dat in 2017 de politieke leiders in de wereld voldoende gezond verstand hebben om ons niet in ondoordachte en gevaarlijke avonturen te storten.” – Of, hoe we driehonderd jaar later nog steeds de speelbal lijken te zijn van machiavellistische staatsleiders…
  • Foto’s : President Donald J. Trump (from the White House) (direct link), https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=55176146 – Vladimir Vladimirovitsj Poetin, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=19375625

Trump en Poetin

La ruine et la désolation. De aftakeling van de kathedraal rond 1800.

le hideux spectacle de la ruine et de la désolation

 “Bij mijn aankomst bood de kathedraal van Antwerpen de akelige aanblik van verval en desolaatheid. Het puin van altaren en kerkbeelden stapelde zich voetenhoog op over het hele schip. Het was huiveringwekkend om over de stukken steen en marmer te lopen en op de beenderen daartussen van de lijken die de vandalen uit hun graven hadden gesleept. De buitenkant van deze mooie kerk was er ook al erg aan toe. De bedekking was gedeeltelijk vernield en de toren, dat enige monument van elegantie, gratie en lichtheid stond op instorten bij gebrek aan onderhoud.”

[prefect d’Herbouville in maart 1800]

Om een glimp van de Verlichting op te vangen was het voor de gewone Antwerpenaar van 1800 nog wel even wachten tot het stof en het puin van de revolutie en het imperialisme zouden gaan liggen. Na de inname van de stad door de Fransen in 1794 waren veel kunstwerken geroofd en naar Parijs gebracht. De bevolking zou goedschiks of kwaadschiks de vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid van de Franse Revolutie moeten omarmen en alle tekenen van het despotisme en de feodaliteit van het verleden uit de straten doen verdwijnen. Interieurs en inboedels van kerken, kloosters en ook wereldlijke instellingen werden afgetakeld en overal te koop aangeboden. Vanaf 8 november 1798 was het de beurt aan de kathedraal van Antwerpen. Kroniekschrijver Van der Straelen kon zijn tranen niet bedwingen toen hij enkele maanden later een kijkje kon nemen in de kerk : “Alle cieraeden liggen nu verwoest en in stukken ten gronde geworpen en verbreijselt.”

In maart 1800 arriveerde de Franse prefect d’Herbouville in Antwerpen. Hij was pas door Napoleon aangesteld als hoofd van het departement Twee-Nethen – de latere provincie Antwerpen. Hij stond versteld van de ravage die hij in de hoofdkerk aantrof. De kerk werd opnieuw gewijd op 16 mei 1802. Erediensten waren terug mogelijk maar voorlopig vonden ze plaats in een kale kerk tussen bleekwitte muren en pilaren, zonder enige versiering of kunstwerk.

2016-World heritage in danger-Unesco

Bronnen en nota’s :

  • Kaart : List of World Heritage in Danger, Unesco, 2016. Op de lijst staan 55 sites, waarvan er 18 bedreigd zijn om natuurlijke en 37 om culturele redenen.
  • BRECHT DESEURE, ‘Den ouden luijster is verdwenen’. Geschiedenis, herinnering en verlies bij Jan Baptist Van der Straelen (1792-1817). In : BTNG, XL, 2010, 4, p517-555.
  • D’HERBOUVILLE, Statistique du departement des Deux-Nèthes, Paris, An X, p86.
  • MERTENS en TORFS, Geschiedenis van Antwerpen sedert de stichting der stad tot onze tijden. Zevende deel. Antwerpen, 1853, p8-9.

Alles gaat om zeep. Een te vinden gelegd pamflet, in 1789.

Komtons Helpen Uytde Slaever Nije Vande Booze Tyran

“Enfin, Alles Gaetoem Zeep Ende Maegere Ratten Worden Vet Metge Stolen Goed Zoodat Stelen, Rooven, Plunderen Geene Zonde Meer Enis. Helaes Onder Watti Rannen Leiven Wij”

[anonieme Leuvense ambtenaar in 1789]

In 1789 werden er in Leuven vierenveertig nieuwe vondelingen opgeraapt, maar dat was in die jaren niet echt buiten-gewoon. Een decennium eerder ging het nochtans maar om een vijftal vondelingen per jaar. Het waren echter ongewone tijden en de patriottische ambtenaar, die de vondelingen moest inschrijven, vond meer en meer inspiratie in de opstand tegen keizer Jozef II. De zuigelingen Bartholomeus Komtons en Matheus Helpen waren bij de eersten om de oproep om hulp van revolutieleider Hendrik Van der Noot aan Engeland, Pruisen en de Verenigde Provincies te ‘ondersteunen’. In een volgende reeks vondelingennamen die zich als een zin laat lezen liet de ambtenaar zijn eigen gevoelens de vrije loop. In datzelfde jaar werd de aan gang zijnde Brabantse Omwenteling zelfs tijdelijk een succes. De verschillende Zuidnederlandse provincies verklaarden zich onafhankelijk en vormden op 11 januari 1790 een nieuwe confederale staat – de Verenigde Nederlandse Staten. In december was het grondgebied echter opnieuw in handen van Oostenrijk. Het ‘roven en plunderen van de tirannen’ bleef in de jaren daarna nog wel een tijdje aanhouden.

Een_volk_dat_voor_tirannen_zwichtBronnen en noten :

  • Foto Luijt, Wikimedia Commons : Monument van Henk van Randwijk op het Weteringplantsoen te Amsterdam. Tekst : Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht… Het monument werd op 4 mei 1970 onthult ter herinnering aan het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.
  • L. DE MAN, Vondelingen en hun naamgeving, Instituut voor naamkunde, Leuven, 1956, p23-25.

Full of bitterness. Joodse bootvluchtelingen in 1492.

A revealing testimony full of bitterness

“Het was meelijwekkend hoe zij leden. Velen werden verteerd door honger, vooral zogende moeders en hun baby’s. Halfdode moeders hielden stervende kinderen in hun armen en ze stierven samen met hun kinderen. Velen kwamen om van koude, ontbering en dorst. De woelige zee en de ongebruikelijke zeereis slorpten een ongelooflijk groot aantal mensen op. Ik kan nauwelijks zeggen hoe wreed en hebzuchtig zij werden behandeld door degenen die hen vervoerden. Velen verdronken door de inhaligheid van de zeelui, en degenen die niet voor hun overtocht konden betalen, verkochten hun kinderen.”

[ooggetuige Bartholomeo Senarega over de ellende van de bootvluchtelingen in 1492]

In 1492 werd Granada in het Zuiden van Spanje heroverd, het einde van de Reconquista, de herovering door de christelijke Spaanse vorsten van het schiereiland op de Islam. Meteen vaardigden Ferdinand en Isabella het Verdrijvingsedict uit waarmee ze de Joden viseerden. Die waren er voordien al van beschuldigd de oorzaak te zijn van de pestepidemieën, nu werden hen ook hun contacten met de Arabieren verweten. Bartholomeo Senarega was er getuige van geweest hoe massaal de Joodse bootvluchtelingen in Genua aankwamen. Daar was hij verantwoordelijk om de overlevenden de nodige vrijbrieven te geven. Hij was ook officieel kroniekschrijver van de stad en bovenstaand citaat waarin de levendige herinnering nog doorzindert, schreef hij twintig jaar later. Een moeilijke evenwichtsoefening als we ook lezen wat hij eraan toevoegde : “Aanvankelijk leek deze maatregel lofwaardig, aangezien het om de eer van onze godsdienst ging. Maar het was eigenlijk tamelijk wreed als men hen als menselijke wezens beschouwt die door God zijn geschapen, in plaats van als beesten.”  In zijn getuigenis, enigszins ingehouden – veel van de bedoelde zeelui waren immers Genuese kapiteins – en politiek correct om de katholieke vorsten niet tegen het hoofd te stoten, klinkt ook de bittere verontwaardiging door en de gedachte aan zij die de overtocht niet haalden.

20151029_5boats_with_refugees_arriving_to_Skala_Sykamias_Lesvos_Greece-Wikimedia Commons

Bronnen en nota’s :

  • Foto Ggia, Wikimedia Commons : 3 boats with refugees are arriving to the beaches of Skala Sykamia, in the background you can see another 2 boats, Lesvos island, Greece, 2015.
  • Oorspronkelijk citaat van Bartholomeo Senarega, De Rebus Genuensibus, 1388-1514, met commentaar in : Rosanna Urbani en Guido Nathan Zazzu, The Jews in Genoa: 507-1681, A Documentary history of the Jews of Italy. Volume 48 van Studia Post Biblica, a Documentary History of the Jews in Italy Series Studia Post-Biblica. Volume 1 van The Jews in Genoa. Ed. Brill, 1999, p38-39 en p49.
  • Nederlandse vertaling van Gerda Pancras en Tilly Schel in : JOHN BOSWELL, Overgeleverd aan vreemden. Het verlaten van kinderen in de Oudheid en de Middeleeuwen. Kritak, 1990, p282. Ontbrekende zinnen werden door mezelf aangevuld.